Over het kasteel

Sinds meer dan vijf eeuwen, is de naam van de Merodes gerelateerd aan de geschiedenis van de gemeente Westerlo. Zelfs de familie de Merode is niet altijd in het bezit van het kasteel geweest.

 

Volgens een document daterend uit ongeveer 994 was Westerlo op dat moment het eigendom van Ansfried, Graaf van Leuven.

 

Graaf Ansfried, afstammeling van Pepijn van Landen, werd monnik en bisschop van Utrecht. Naar aanleiding van zijn benoemingen kwam Westerlo in het bezit van het kapittel kathedraal van Utrecht. In de periode van het feodalisme, gaf het kapittel dit gebied in emphyteusis aan een adellijke familie van Brabant, De Wesemaels.

 

De Wesemaels, toen de nieuwe eigenaars van Westerlo, lieten op de oude funderingen een toren in blauwe steen uit de streek (ijzerzandsteen) optrekken. De donjon werd aan het begin van de 14de eeuw voltooid. Indertijd had deze laatste een onbetwistbare defensieve functie. De dikte van de muren, tot 2,75 m bij de dichtstbijzijnde grond locaties, bevestigt deze militaire functie. Rond 1361 huwde Richard I, graaf van Merode en directe afstammeling van Werner, Marguerite van Wesemael, de zuster van de heer van Westerlo.

 

Aan het begin van de XVde eeuw waren hun juridische nakomelingen uitgestorven. Aan het einde van de XVde eeuw en na vele moeilijkheden en proeven, ontving Jean ll de Merode de goederen die haar toekwamen, ofschoon altijd in de erfelijke heerlijkheden. Ten slotte kocht de familie de Merode in 1620 de eigendomsrechten en werd Westerlo in 1626 een markizaat. Het was toen dat de ouderlingen van de familie Merode achtereenvolgens de titel droegen van “Graaf van de Merode, Markies van Westerloo”.

 

Jean Philippe Eugène de Merode werd in (1674-1732) hoofd van de familie. Hij was achtereenvolgens kapitein van de lijfwachters «Trabant» genoemd. Kolonel van het Regiment van de Cavalerie van Westerlo. Nadien, in 1704, Maréchal de Camp onder keizer Charles VI van Oostenrijk in dienst zijnde van de keizerin Marie-Thérèse. Werd hij veldmaarschalk, Grote van Spanje en Ridder in de orde van het Gulden Vlies. 


 

Door zijn reizen, voornamelijk in Versailles, ontdekt hij de schoonheid van de Franse tuinen. Daarom tekende hij in het begin van de 18e eeuw het park dat zich voor het kasteel uitstrekt en plantte de dreven in vier Eiken rijen, Beuken en Lindebomen rond het dorp. De eerste twee dreven werden gebouwd tussen Westerlo en Tongerlo (1710); Westerlo en Geel (1711).

 

De bouw van deze dreven leidde Jean Philippe Eugène tot conflicten met de naburige eigenaren alsook met de abdij van Tongerlo. In 1710 liet hij ook een breed bekken bouwen in het Park van het kasteel. Deze voorzieningen werden in 1711 voltooid en kostte ongeveer 80.000 gulden. Hij was ook degene die aan de verfraaiing van het kasteel begon. In 1721 werden de werken in en rond het kasteel voltooid. Dit belangrijke werk had een sterke invloed op de verfraaiing van het markizaat van Westerlo. Dit effect is nog steeds zichtbaar en is de trots van de inwoners van Westerlo, alsmede de familie Merode.

 

Al deze bijzonderheden zijn vrij atypisch voor een kasteel van middeleeuwse oorsprong in defensieve roeping. Dit mengsel van stijlen is uniek in België. In het midden van de zestiende eeuw, werd de binnenplaats gebouwd vóór de kerker. Ze werd omgeven door muren en het halfronde poorttoren. In de 18e eeuw, werden de hoektorens verbonden door de bestaande vleugels.